Door op 1 september 2001

VOORZITTER

Het zomerreces zit erop. We kunnen gelukkig weer door tot december. Ik ben nog niet met vakantie geweest en dat zeg ik niet om te klagen. Integendeel: ik heb geno­ten van de lege snelwegen in de vakantieperiode. Recordtijden heb ik gemaakt. En dan die koelte op kantoor tijdens die belachelijk hete dagen. Nee, mij hoor je niet. Bovendien: mijn tijd komt nog.

De drukte in het raadswerk, voorafgaand aan het reces, maakte dat ik evengoed gewoon een vakantiegevoel had. Soms even terug gehaald door de niet aflatende ijver van de fractie Zandbergen. Gerard was net als ik niet met vakantie en heeft weer menige kritische vraag gesteld aan het gemeentebestuur. En wat te denken van de aankondiging van zijn interpellatie over de afgebrande schapenschuur? De wethouder zal een slechte nacht gehad hebben, toen ze het gelezen had.

Nee, politiek is mensenwerk en gaat ook in de vakantie gewoon door. Dat heeft dan ook de krant gehaald. Geholpen misschien door de komkommertijd, maar toch: de fractie Zandbergen stond weer pal voor de burger. Let wel, die zaak met te weinig leerkrachten op de school in Tull en ’t Waal is ernstig genoeg; het geeft geen pas daar luchtig over te doen. Om dat in de krant te krijgen heb je geen komkom­mer­tijd nodig. Ik herinner me dat ook wij destijds niet blij waren met een minister die het schooltje maar gewoon wou sluiten bij gebrek aan voldoende leerlingen…

Er was trouwens in de wereld zat narigheid te melden die zich van de vakantietijd niets aantrok. De conflicten in Macedonië en Israël gingen gewoon door, mensen­smokkel stopte niet. Wie langdurig tijdens zijn vakantie geen krant onder ogen gehad heeft, zou ik aanbevelen de oude kranten ongelezen weg te doen. Dat scheelt wat illusies.

Gek genoeg is uit alle narigheid bij mij een berichtje blijven malen, dat ik een tijdje terug las over de voorzitters van de besturen van onze grote pensioenfondsen. Het precieze weet ik er al niet meer van, want bij grote bedragen schiet mijn voorstel­lings­vermogen altijd te kort. Het ging over de ex-ministers Brinkman en Alders, die nu bijbeunen als voorzitters van het bestuur van respectievelijk de PGGM en het ABP (of andersom) en de riante procentuele verhoging van hun vergoeding voor dat werk. Iets van tussen de 10 en 15 procent, geloof ik. Misschien was het me niet eens zo opgevallen als Hans Alders niet genoemd was. Een partijgenoot, tenslotte, en gerespecteerd, niet echt onderbetaald Commissaris der Koningin. De beloning van zo’n man hoeft toch niet voor inflatie gecorrigeerd te worden, denk ik dan. Laat staan met een factortje 3 of zo.

Maar goed, stel ze zouden een jaar of wat achter gelopen hebben, dan is er in te komen. Alleen, het gaat over zoveel geld. Ik heb de vergoeding onthouden van een van hen, omdat het zo’n mooi jaarbedrag was: 120.000 gulden. Tien ruggen per maand! Mensen die dat als maandinkomen hebben, mogen we toch tot de bevoor­rechten rekenen, lijkt me. Maar dit is voor een nevenfunctie, die maar een dag in de maand kost. Ik kon de neiging niet weerstaan om die 10.000 als dagloon te beschou­wen en te berekenen dat dat zou neerkomen op dik 2,5 miljoen per jaar als het een volle baan was! Niet eerlijk, zo’n berekening, maar dat besef helpt toch niet aan enig begrip voor de redelijkheid van een dergelijke beloning voor een neven­functie, hoe belangrijk misschien ook.

Is er alsjeblieft iemand in de zaal die aannemelijk kan maken dat het toch niet te dol is, al is het maar voor die job van Alders? Neem wel als uitgangspunt dat het geen afgunst van mij is. Ik lijd heus geen gebrek, maar ik wil het snappen om het te kun­nen uitleggen, straks aan de verkiezingskraam.

 

[september 2001]