Door op 28 september 1996

RENTE

Heel vroeger verslond ik het katern van de krant waarin daags na Prinsjesdag de samenvatting van de miljoenennota was afgedrukt. Later las ik daarvan alleen nog de delen waarvan me de kop interesseerde. Tegenwoordig ben ik al tevreden met de opvallendste delen die het tv-journaal op de buis brengt.

Enerzijds is mijn belangstelling echt afgenomen (waarover ik me ook steeds minder schuldig voel), maar anderzijds meen ik ook op te merken dat de media er minder aandacht aan schenken dan vroeger.

Hoe dan ook, ik vertrouw dat de zaken bij onze regering in goede handen zijn. Wij hebben gezamenlijk die mensen indirect voor dat werk aangesteld en betalen ze daar niet echt te weinig voor, dus mogen we verwachten dat ze een goed product leveren. Toch?

Het was weer duizelingwekkend cijfermateriaal dat minister Zalm uit zijn koffertje toverde. (Ik moest denken aan Chamberlain die uit München het vredesverdrag met Hitler-Duitsland meebracht, toen ik de triomfantelijke presentatie op de tv zag.) Ik heb voor mezelf een paar vereenvoudigingen gemaakt in een poging het een beetje te begrijpen. Het werd me gelukkig makkelijker gemaakt door plaatjes met taartdiagrammen, die de verdeling van de gigabedragen moesten weergeven. Eén ervan is me bijgebleven: de bestemming van de belastinginkomsten.

Ruwweg, zag ik, gaat een zesde deel van de belastinginkomsten op aan rente op de staatsschuld. Ik kon niet nalaten me af te vragen in welke portemonnees dat geld dan wel verdwijnt. Ik bedoel, je maakt je wel eens druk over de miljoenen die we kwijt zijn aan het koninklijk huis, terwijl de familie tot de rijkste der aarde behoort en best in haar eigen onderhoud zou kunnen voorzien, maar in verhouding tot die grote taartpunt is het natuurlijk een fooi.

Van wie leent de staat geld? Van ons. Want waarin beleggen onze pensioenfondsen voor een groot deel? In staatsobligaties als solide belegging, om later onze pensioe­nen te kunnen betalen. En waar anders leen je nog geld? Bij banken, en die hebben een flinke pot van onze spaarcentjes, waarvoor ze bijna geen rente vergoeden, ter­wijl de staat fors voor het geleende geld moet betalen.

Als je het goed nagaat, betalen we onze eigen rente en houden we van de rest het personeel in leven van banken en pensioenverzekeraars.

Eigenlijk is het allemaal te gek om los te lopen en hebben mensen die pleiten voor een vermindering van de staatsschuld groot gelijk. Alleen, wat scheelt dat niet in werkgelegenheid bij de banken? Die zetten nu al genoeg mensen aan de dijk.

Enfin, zo kun je wel doorgaan. Ik denk dat ik volgend jaar maar helemaal niet meer kijk.

 

[oktober 1996]