Door op 4 juni 2006

VRAGEN

De raad van 9 mei, toen het nieuwe college werd gepresenteerd en geïnstalleerd, is alweer even geleden, maar twee onderwerpen zijn zo blijven knagen dat ik het er nog even over wil hebben.

De fractievoorzitter van het CDA vroeg Nicole (voor kersverse leden: onze forma­teuse) of ressentimenten van oudere PvdA-leden een rol hadden gespeeld bij het besluit het CDA niet voor de collegevorming uit te nodigen. Daar kwam het vol­gens mij tenminste op neer.

Wat had de vragensteller verwacht? Dat Nicole gezegd had: ja, lekker puh!? Of uit­voerig had toegelicht hoe het CDA in Houten van oudsher collegedeelname met kennelijke tegenzin ook aan andere partijen had gegund?

Onzin, natuurlijk, al moet ik bekennen dat ik mij op de avond van de verkiezings­uitslag luidkeels heb laten ontvallen dat eindelijk gerechtigheid was geschied. Sloeg ook nergens op, maar zo voelde het toen wel. Er zou toen best een CDA-lid in de buurt gestaan kunnen hebben dat mij als ouder PvdA-lid herkende…

Maar in ernst: mij leek de vraag wat onbezonnen. Je brengt er namelijk ook de naïe­ve toehoorder mee op ideeën. Zoals: Heeft het CDA dan redenen om te menen dat andere partijen zich ooit door het CDA geschoffeerd gevoeld hebben? Dat die par­tij­en sindsdien op een kans gewacht hebben om wraak te nemen? Of voelde het besluit van de PvdA als een koekje van eigen deeg? Dat zijn in elk geval vragen die door míj heen gingen.

Ter plaatse bedacht ik ook een antwoord: de vraag zegt meer over het denken van het CDA dan de woordvoerder vermoedelijk bedoelde. Bovendien was het vragen naar de bekende weg, want linksom of rechtsom, waar of niet waar, je had kunnen zien aankomen dat het antwoord in alle gevallen ‘nee’ moest zijn.

De fractievoorzitter van Houtens Belang vond van buitengewoon belang dat er een antwoord kwam op de vragen waarom en wanneer de formateuse bedacht had dat het nieuwe college vijf wethouders zou moeten tellen.

Kijk, dat je als partij die voorstander is van een slank bestuur, meent dat vijf te veel van het goede is, snap ik nog, maar dat je dan doorzeurt over het precieze moment tijdens de formatie, waarop de keuze gemaakt werd, daar kan ik even niet bij. Het zal er wel aan liggen dat ik me nooit zulke dingen afvraag. Nu zat ik op de tribune weer te tobben over de vraag wat het voor zin had dit te weten.

 

[juni 2006]