Door op 23 juni 1997

VLAGGEN

Terwijl ik de laatste weken van mijn militaire dienstplicht vervulde, overkwam het me dat ik, nog juist voor het afzwaaien, een wachtdienst moest draaien. Tot de taak van de wacht behoorde het strijken van de vlag. Dat lijkt niets bijzonders, maar daar denkt men in het leger anders over; daar wordt behoorlijk opgefokt over gedaan. Dat botst,  als je thuis nog gehoord hebt dat je niet moet gaan staan als het Wilhelmus gespeeld wordt. Het ritueel wordt zo ernstig opgenomen dat er verhalen gaan over zwaar arrest als je bijvoorbeeld de vlag uit je poten laat vallen. Dat moet je natuurlijk niet hebben, zo in het zicht van de vrijheid, dus ik stond toch met het water in m’n handen, bij het strijken van de vlag.

Met vlaggen wordt raar omgesprongen: de symbolische waarde van vlaggen werkt blijkbaar heel sterk op de emoties van mensen. Wij schamperen dan wel op de Grie­ken en de Turken, en tegenwoordig ook op de Japanners en de Chinezen, die wederkerig landjepik spelen door hun vlaggen op elkaars onbewaakte kale rotsen in de zee te planten, maar waarom snotteren wij mee met de Nederlandse medaille­win­naars die hun tranen niet kunnen bedwingen tijdens het hijsen van de vlag, onze vlag? Waarom was ik telkens weer ontroerd bij het zien van wapperende Roemeen­se vlaggen met een gat op de plek waar de gehate symbolen van de gevallen Ceau­ces­cu waren uitgesneden? Zoiets zit diep, hoor. Als het er van jongs af aan in geramd wordt, zoals in de USA, dan is het te begrijpen, maar in een land als het onze zou je zo’n identificatie met een lap stof niet verwachten. Aan de andere kant is het ook weer niet zó lang geleden dat ook bij ons in Nederland vlaggen gezegend werden.

In de afgelopen weken van feest en herdenking kwamen ook de beelden voorbij van de verkiezingen in Engeland. Zaaltjes met Labouraanhangers en -partijleden die nog hun traditionele liederen zingen. Terwijl velen de nieuwe leider nog nadragen een verrader van de socialistische zaak te zijn, is een liedje op de wijze van “O den­nenboom” genoeg om als één man achter dezelfde leider te staan.

In het redactioneel commentaar van De Volkskrant werd onder meer de conclusie getrokken dat Blair’s campagne heeft bewezen dat “werven voor progres­sieve poli­tiek (…) aan enkele voorwaarden moet voldoen. Zonder een aantrekkelijke kandi­daat, een dosis messiaans charisma, een ijzeren partijdiscipline en een minimum aan ideologie, is het niet mogelijk het nog groeiende aantal zwevende kiezers te overtui­gen.” De slogan “one nation” schijnt het ‘m gedaan te hebben.

Zou zoiets bij ons bij de volgende verkiezingen ook werken? Wat hebben wij om de rode vlag en de “Internationale” te vervangen?

 

[juni 1997]