Door op 13 februari 2003

TEGELTJE

Het was nog voor de Kerst dat ik naar het tv-programma Buitenhof zat te kijken. Onder leiding van Paul Witteman spraken AKZO-topman Van Leede, SER-voor­zitter en oud-Rabo-topman Wijffels en professor Van Schendelen van de Erasmus-universiteit over allerlei boeiende onderwerpen die in ons land spelen.

Uit de discussie is me bijvoorbeeld de rotondemetafoor bijgebleven. Deze komt erop neer dat je een soepeler afwikkeling van processen kunt bereiken als je er min­der of slimmer aan regelt. Zo leidt het vervangen van kruispunten met verkeers­lich­ten door rotondes tot een vlottere doorstroming van het verkeer, omdat de wacht­tijden voor de rotonde bepaald worden door de drukte op de rotonde en niet meer door de afstelling van verkeerslichten. (Ik bedacht meteen dat je dan wel moet aan­nemen dat iedere bestuurder (m/v) richting aangeeft wanneer hij de rotonde gaat verlaten, want ik kan uit ervaring melden dat ik veel tijd verdoe met wachten op mensen die op de rotonde lijken te willen blijven en er dan toch links van mij af gaan.)

Maar goed, ik wilde het helemaal niet over rotondes hebben; mij overviel de neiging om te turven hoe vaak er gesproken werd over ‘dit land’. Het ging steeds over Neder­land en Nederlandse situaties, dus er kon geen misverstand bestaan over het land in kwestie. Ik moet erkennen dat het gezegde zo modieus is dat ik het mezelf soms ook hoor zeggen. Dat neemt niet weg dat ik het nogal wegwerpend vind klin­ken. Alsof je er niet bij wil horen, of het iets is dat jou niet aangaat, iets verwerpe­lijks zelfs.

Zoals met alles wat je een keer is opgevallen, hoor ik het sinds Buitenhof erg vaak. Eerst dacht ik nog dat het vooral gebruikt werd door aankomende politici die zich eens extra smalend over de zogenaamde oude politiek wilden uitlaten, maar de kwaal is algemener. Van Mat Herben tot Wouter Bos, zal ik maar zeggen.

Een wandtegeltje, vroeger bij een verre oudoom, een rentenier die met tabaks­han­del zijn kapitaal vergaard had, droeg de tekst “De liefde tot zijn land is elkeen aan­geboren”. Voordat het fascisme in zoveel Europese landen de kop opstak, kon je daar geen kwaad in vinden. Nu zou je de spreuk bijna als fout bestempelen. Ik hoef het tegeltje niet aan de muur, maar ik herken de geest van de tekst.

Kunnen wij Nederlanders, als wij het over Nederland hebben, in het vervolg niet weer gewoon praten over ‘ons land’, het land waarin we zelf wonen en vaak al heel lang en dus blijkbaar niet met tegenzin?

Het land waar wij ons thuis voelen is óns land. Ons, ons, ons.

 

[februari 2003]