Door op 10 december 1994

SNEU

Het Antwerpse Schoten behoort met de buurgemeente Brasschaat tot die gebieden die voor mij onverbrekelijk verbonden zijn met KLM-gezagvoerders, industriëlen, medisch specialisten en andere bedreigde stakkers, die zich met hun stewardessen, hun secretaresses, hun assistentes en -vooral- hun geld in België hebben moeten vestigen om te ontkomen aan de wurggreep van de Nederlandse fiscus. De bekla­gens­waardige middengroep dus, die de zaken nog niet zó goed voor elkaar heeft kunnen krijgen, dat vestiging op Aruba overwogen kan worden.

Mijn opa, die ook gewoon heeft moeten werken voor zijn geld (en hárd), placht te wensen dat hij een ton belasting moest betalen, overtuigd dat er dan voor hem nog wel een ton zou overblijven waarmee hij het even kon redden.

Dat was natuurlijk een naïef idee, voortgekomen uit het onderontwikkelde brein van de socialist die niet gewend is met veel geld om te gaan. Zeker niet passend in deze tijd van creatief met geld omgaan, zoals beoefend door de Van den Nieuwen­huizens en soortgelijke financiële genieën. Opvallend genoeg roepen die mensen ook altijd dat ze zo hard werken. Ik zou denken dat een duidelijk verschil met mijn opa toch is dat die wel móest, om de primaire levensbehoeften te vervullen, terwijl onze miljonairs wat minder zouden kunnen.

Hoe kom ik zo op deze mijmeringen? Welnu: de krant meldde deze week dat het ministerie van onderwijs heeft besloten tot afbouw van de subsidie aan de Neder­landse scholen in het hierboven aangeduide reservaat. Scheelt Jo Ritzen een paar miljoen. Per jaar! Ik was perplex: dat het ministerie daar nú pas op komt. Ik had geen idee dat het bestond. Hebben we al die jaren onze uitgeweken rijken indirect met miljoenen gesubsidieerd!

Ik ben misschien wat overgevoelig op dit gebied, van mij mag de schoolstrijd wor­den hervat, maar terwijl ik kan billijken dat we in Nederland de strijdbijl niet opgra­ven, heb ik bij dit geval het idee dat er eindelijk een misstand wordt opgeruimd. Als onze bezorgde landgenoten het Belgische onderwijs voor hun kinderen niet goed genoeg vinden, dan betalen ze zélf maar een opleiding voor hun kinderen die ze wél passend vinden. Wat krijgen we nou? Misschien sneu voor ze dat deze kosten ten laste gaan van het belastingvoordeel dat ze onze fiscus door de neus geboord heb­ben, maar medelijden is niet bepaald de omschrijving van het gevoel dat ik erover heb…

De eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat in het artikel geen gewag werd gemaakt van klagende ouders; alleen het onderwijzend personeel droeg argumenten aan voor het voortbestaan van de instituten. Veel verder dan de bewering dat Belgische scholen toch anders zijn, kwam het niet, maar een kind snapt dat het niet leuk is als je baan op de tocht komt te staan. Het is weer beroerd voor de man (m/v) op de werkvloer, zoals gewoonlijk, maar ik hoop dat Jo doorzet.

[december 1994]