Leren van prokkel
Als wethouder heb ik in de eerste weken al veel mooie en ook leerzame ontmoetingen gehad. Afgelopen week heb ik een van die ontmoetingen verteld tijdens de afsluiting van ontmoetingen tussen de leerlingen van de Berg en Bosschool en het Wellant College i.v.m. het Prokkel evenement Houten 2014.
Natuurlijk had ik de betrokkenen bij dit verhaal vooraf gevraagd of ik onze ontmoeting mocht gebruiken. Hij was erbij, samen met zijn schoolvrienden en we kunnen er samen om lachen. Ben je al nieuwsgierig?
Tijdens een ontmoeting op het terrein van het Wellant College zag ik in de schaduw onder een boom een aantal jongens staan. De zon scheen en er werden al flessen water gebracht om de dorst te lessen.
Ik begin het gesprek; ‘ook last van de warmte?’. De jongens bevestigen dit. Ik krijg een reactie van een jongen, 14 jaar, met zorg zijn haar gedaan, sportief gekleed en een tasje schuin over zijn lijf. Dat schijnt ‘het’ te zijn vandaag de dag. Zijn armen stijf over elkaar en kijkend naar mij.
‘Ben jij de president of zo?’ Mijn reactie, hoezo? ‘Er zou iemand komen die belangrijk was.’
Nee joh, eerst was ik de overbuurman en sinds kort ben ik ook wethouder. Ik leg kort uit wat een wethouder is. Hij knikt, zijn vrienden volgen het gesprek. Zijn houding is gesloten, de armen klemmen zijn lijf stevig vast.
Hij vervolgt ‘Oh, dus als ik nu mijn broek laat zakken en ga schijten op het gras, dan moet je mij arresteren.’
Ik weet, het is niet de taal die je verwacht in een blog van een wethouder. Het is een ontmoeting waar de taal een belangrijke rol speelt, later meer daarover.
Ik schiet in de lach, en reageer ‘nee, dan moet ik hard lachen’, Een van zijn vrienden valt mij bij: ‘ja, lachen en dan zet ik het op Facebook.’
De reacties doen iets bij mijn gesprekspartner, de armen nemen een iets ontspannen houding aan, het ijs is gebroken. We praten verder en ik vraag ‘wat wil je worden’. We zijn op een school en ik begin vanuit mijn context als volwassene een gesprek. Ik weet niet hoe dat bij jou werkt, maar ik merk dat ik me daar wat vaker van bewust moet zijn. Bewust zijn van het feit dat een gesprekspartner ook een eigen context heeft, dus ook een jongen van 14. De ontspannen sfeer doet zijn werk en het gesprek komt goed op gang.
‘Ik wil later in de beveiliging’. Hij schetst een mooie droom, waar ik in kan geloven. Maar vertel hem ook nog wel even (ik blijf toch de volwassene) dat een daad zoals hij die eerder noemde, over 10 jaar gevonden kan worden op internet door zijn baas bij zijn droombaan in de beveiliging. Hij schrikt toch enigszins.
Na een paar minuten praten over zijn droom en de dromen van zijn vrienden komt een leraar langs lopen. Hij vraagt of de leerlingen even hun eigen spullen willen meenemen. De armen gaan weer over elkaar. Mijn ‘vriend’ reageert ‘echt niet!’.
Ik kan het niet laten, de vader in mij reageert. Ik begin over zijn droom, ‘Hoe werkt dat later bij jou als beveiliger? Denk je dat als jij voor iemand werkt en jij dan zo reageert hij of zij vindt dat jij het goed doet? Dat jij goed bent in je werk?’
Zijn armen gaan weer in de ontspannen modus en hij begint te lachen, loopt naar zijn plek en doet wat de leraar had gevraagd.
Hij roept mij nog toe, tot de volgende keer, ben ik opeens weer gewoon de overbuurman waar je gewoon mee kunt praten.
Een mooi gesprek en een inspirerende onverwachte ontmoeting rijker begrijp ik prokkel een stukje beter.
Ontmoeten daar begin je zelf mee, de rest volgt vanzelf en je kunt nog met elkaar lachen ook.
Mijn vriend had gelijk, we zijn elkaar al weer twee keer tegengekomen en lachen en groeten naar elkaar. Mijn vriend is iemand in wiens droom ik kan geloven. Hij spreekt de taal van de toekomst en we leren van elkaar.
Wat is taal toch mooi, soms wel ingewikkeld, zeker als je de taal van de volwassenen met de jeugd vergelijkt. Maar lees je de taal en de context, dan wordt het gesprek een prachtige ontmoeting.
Jocko
P.S.: Meer weten over prokkel in Houten? Kijk eens op http://prokkel.wordpress.com