ETIQUETTE
De heren Spruyt en Wilders stellen in hun beschouwing (De Volkskrant, 9 juni 2006) vast dat onze koningin onlangs een bezoek bracht aan een moskee en zich daarbij voegde naar de zeden en gewoonten van de gastvrouwen en -heren. Schoenen uit, geen handen schudden met mannen, van die dingen. Daarnaast stellen zij dat het hof in 1982 te kennen gaf dat leden van een delegatie rabbijnen die de koningin geen hand zouden willen geven, niet welkom zouden zijn in paleis Noordeinde.
Verheugd constateren de heren een contrast tussen deze gebeurtenissen. Ze zijn er zo op gebrand het bewijs te leveren van weer een nieuwe concessie aan “de religieuze eisen van een godsdienstige minderheid” dat zij blind lijken voor enkele belangrijke basiswaarden en -normen uit wat wij zo graag onze vaderlandse cultuur noemen.
Omdat de beide heren een jaar of twintig jonger zijn dan ik, durf ik stellen dat hun ouders hun best gedaan hebben hen in te prenten dat je je dient te gedragen als je ergens op bezoek gaat. Niet alleen dat, in het huis van een ander heb je je ook nog eens te gedragen naar de huisregels van die ander. Dat heeft de koningin van haar ouders ook geleerd.
Het kan me niet schelen of je dat beschaving noemt, goede opvoeding, wellevendheid of goede manieren, of van mijn part etiquette. Naar mijn mening ligt dat alles vast verankerd in diezelfde waarden en normen die de schrijvers zo hartstochtelijk menen te verdedigen.
Hun hele betoog is dan ook een drogredenering: de koningin heeft gewoon perfect getoond hoe het hoort en haar moeder heeft destijds met recht en reden duidelijk gemaakt hoe het bij háár thuis hoorde. Niks contrast, niks andere lijn: een consequente toepassing van dezelfde waarden en normen. Er zijn krassere bewoordingen voor te vinden, maar ik hou het erop dat de conclusie van de heren neerkomt op ordinaire kletskoek. Krom praten wat recht is, dat is het.
Er zijn door de koningin geen waarden en normen terzijde geschoven, noch heeft zich een “ongewenste en pijnlijke koerswijziging” voorgedaan. Die suggestie komt geheel voort uit het kreupele betoog van de schrijvers. Dat deze dan ook nog verband leggen tussen hun krompraat en de volstrekt overbodige ontboezemingen van de minister-president, die het optreden van de koningin geprezen zou hebben “als een bewijs van voorbeeldige tolerantie”, getuigt van kwaadwilligheid.
Overbodige ontboezemingen? Jawel. De koningin kan heel goed zonder, waarschijnlijk zelfs beter. Ik heb weinig op met deze minister-president en hij heeft genoeg om zich voor te verantwoorden, maar deze door de schrijvers zelfverzonnen kwestie hoort daar zeker niet toe.
[10 juni 2006]