In 2020 ga ik me zeker bezighouden met het nieuwe programma, De Sociale Koers 2020-2024. Het vervolg op het Programma Sociale Kracht, waarmee Houten de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) handen en voeten gaf. Had je een aantal jaren geleden hulp nodig, dan zag je een versnipperd landschap: veel loketten, allerlei betalingsvormen en elkaar tegenwerkende systemen. De WMO maakte gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk voor ondersteuning en begeleiding van hun inwoners: dicht bij de mensen, problemen oplossen waar ze ontstaan, gebruiken wat lokaal voorhanden is. De PvdA is blij met deze beweging. De gemeente die dichtbij is kan het gesprek makkelijker aangaan met de mensen die het betreft, dan een instantie -vaak letterlijk- op afstand. Daardoor wordt ondersteuning veel beter passend gemaakt. Houten was met die aanpak ook goed op weg. De sleutel is dat het niet alleen gaat om wat iemand “aanvraagt”, maar vooral om de vraag erachter: Waarvóór heeft iemand nodig waar hij of zij om vraagt? Welk antwoord past daar het beste bij? Zo kun je doen wat nodig is.
Het college kondigt aan dat het De Sociale Koers meer zal gaan om gedragsverandering bij inwoners en aanbieders. Op z’n zachtst gezegd tasten wij nog in het duister hoe dit college daar inhoud aan wil geven. Waardoor laat het college zich leiden? Tot dusver zien we alleen, dat kostenbeheersing wel heel erg domineert in het denken. Maar het is wel erg kaal als dat de enige basis vormt. En we zijn niet de enigen die daar erg ongerust door worden.
Vanzelfsprekend moet ondersteuning betaalbaar blijven. Maar de aandacht moet zich richten op waar het echt over moet gaan: zorgen dat professionals, cliënten en inwoners met elkaar in gesprek blijven zodat iedereen de hulp krijgt die nodig is. Dát is de rol van de gemeente! Wanneer de gemeente zelf lijstjes gaat maken welke ondersteuning wel/niet beschikbaar is, begin je écht aan de verkeerde kant. Als we die kant opgaan zijn we zo terug bij de aanpak van vóór 2015.