Door op 21 april 2004

SOORT

Een van de opvallendste beweringen die Pim Fortuyn het Nederlandse volk heeft nagelaten, is natuurlijk: ‘Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg.’ In alle opzichten een aantrekkelijke oneliner: de meeslepende gevoelswaarde is die van eerlijkheid (ik hou niks achter) en daadkracht (niet lullen, maar poetsen).

Naarmate de kreet breder ingang vond, moest je concluderen dat er ook nog een onderhuids gevoel in zat van bevrijding (ik zeg wat ik wil). Het leek opeens alsof je voorheen, onder de dictatuur van de linkse kerk, nooit je mening had mogen zeg­gen. Nu was er iemand opgestaan die eindelijk eens durfde zeggen waar het op stond en alle remmen waren los. De kut-Marokkanen sloegen zelfs over naar de PvdA.

Ik kom hierop door dat gedoe van columnist Paul Cliteur. Ik vond hem in Buiten­hof niet ongeestig, maar ik had vaak het gevoel dat het niet klopte wat hij poneerde. Hij zei het allemaal zo filosofisch, het leek zo wetenschappelijk beredeneerd, dat ik er niet precies de vinger achter kon krijgen. Collega-columnisten uit de linkse hoek, later ook aangeduid als linkse mastodonten, konden dat blijkbaar wel, want uit de media begreep ik dat die Cliteur beschuldigden van schadelijke opvattingen over de multiculturele samenleving en over de islam in het bijzonder. Aan hun herhaalde kritiek had Cliteur verbonden dat hij gedemoniseerd werd en daarom ophield met zijn column.

Het kwam me bekend voor.

Op niet per se linkse bruiloften en partijen bemoei ik me nog wel eens met bepaal­de borrelpraat om netjes uit te leggen dat ik de geslaakte beweringen onzin vind. Dan hoor je van de ander vaak: ‘O, mag ik dat soms niet zeggen?’ Moet ik weer uit­leggen dat de spreker het best mag zeggen, maar dat ik vind dat hij of zij ongelijk heeft. Laatst nog had ik zó erg gelijk dat ik van anderen openlijk bijval kreeg. De spreker bleef doorhakken tot hij een microargumentje gevonden had waar hij onmis­kenbaar wel gelijk in had. Het had alleen weinig meer met het onderwerp te maken. Toen ik dat zei, was zijn conclusie: ‘Zie je nou wel dat je van jullie soort niks mag zeggen.’

Zijn reactie was dus niet veel anders dan die van Paul Cliteur.

Zijn de mensen die links genoemd worden, dan nog altijd de drammers waarvoor ze vroeger werden uitgemaakt? Of hebben ze gewoon zo vaak het gelijk aan hun kant?

 

[april 2004]