LEVEN
Raadseltje: wie hoort in het volgende rijtje niet thuis?
Janmaat, Simonis, Bolkestein.
Het antwoord is minder simpel dan het lijkt. En dan heb ik namen van, helaas, bekende buitenlanders nog weg gelaten. Dan was het nog een stuk ingewikkelder, want wat te denken van Haider, Le Pen en Johannes Paulus in zo’n opsomming? Terug dus naar het eerste rijtje.
Je kunt natuurlijk zoveel verschillende uitgangspunten nemen dat er voor elk van de namen wel redenen te verzinnen zijn waarom zij het goede antwoord zouden vormen.
Voordat ik mijn antwoord verklap, wil ik uitleggen hoe ik erop kwam. Ik was zo laat met het bedenken van een stukje voor Rood Houten dat ik in de Volkskrant van zaterdag de 10e nog de bijdrage van kardinaal Simonis las, afgedrukt naast het redactioneel commentaar over zijn eerdere uitlating over het verband tussen abortus en het “zinloze geweld”. Simonis nuanceert in het stuk deze eerdere uitlatingen.
Toen ik dat las moest aan Bolkestein denken. Die heeft er ook een handje van om zijn gedachten wat kort door de bocht te formuleren, zodat ze voor de goede verstaander op het randje van de welvoeglijkheid zijn. Geconfronteerd met de mogelijke effecten van de onbedachtzame uitspraak, bindt hij dan wat in en legt uit wat hij wél bedoelde. De minder oplettende luisteraartjes zitten dan al lang weer bij Goede tijden, slechte tijden en weten hun verwerpelijke ideeën bevestigd door een leider van goeden huize. Daarom hoort in mijn rijtje Janmaat niet thuis; hij zegt de foute dingen en bedoelt ze ook zo, zonder er later iets van terug te nemen.
Wat mij zorgen baart is dat iemand met een dergelijke ontwikkeling als Simonis, spreekt van ‘het onvervreemdbaar recht op leven’ zonder in de bijgaande onderbouwing te vermelden dat Rome dit recht meteen ook maar hanteert als een plicht. In plaats daarvan verwijt hij de minister van Volksgezondheid dat de overheid geen duidelijke regels stelt op het gebied van abortus en euthanasie. Lef, hoor, na vele decennia regeren met het CDA en zijn voorgangers.
Ik heb altijd van de kerk begrepen dat het leven een geschenk van God is. Een geschenk is in mijn opvatting iets dat je krijgt om er naar eigen goeddunken over te beschikken. Dat wordt, als het over het leven gaat, op alle fronten door de kerk bestreden, die van Simonis voorop. Dat de beschaving sinds het ontstaan van het christendom de grondslagen wat is ontgroeid, mag in de ogen van de kardinaal te betreuren zijn, in de ontwikkeling van de mensheid past een ander denken over het leven dan hetgeen waaraan de kerk zich vastklampt. Dit gegeven omkeren en de last voor de verruwing van de maatschappij leggen bij de mensen die nog wel eens nadenken over het leven, vind ik een lasterlijke beschuldiging.
[oktober 1997]