Door op 16 juli 1999

WILLEN

In de NRC van 14 juli prijken de portretten van de ministers Pronk en Jorritsma prominent naast elkaar onder het kopje Grenzen aan privatisering. De redactie heeft de verschillen in opvatting over privatisering tussen de beide bewindslieden kernachtig samengevat in de koppen boven hun eigen interview. Het zijn ook hun eigen woorden uit de korte vraaggesprekken. Pronk zegt ergens: “Ik wil spijt voorkomen.”, Jorritsma: “Als het kan moet je het willen.”

Het kostte me moeite om de aandacht bij het toevallig (?) links geplaatste gesprek met Pronk te houden, zo fout vond (en vind) ik de mening van Jorritsma. Ik wil nog aannemen dat ze het niet in z’n algemeenheid bedoelde, maar vrees het tegendeel. Mijn oude overgevoeligheid voor de partij van hebbe, hale en houwe speelde ervan op. Even vond ik Paars weer niet zo’n goed idee.

Lezers van deze column weten dat ik verklaard tegenstander ben van privatisering van de traditionele nutsvoorzieningen. Let wel: deze voorzieningen onder staatstoezicht leveren, betekent niet dat geld geen rol speelt. Wel dat kwaliteit en veiligheid voorop moeten staan. Bij water is dat voor iedereen duidelijk, maar Jorritsma maakt voor water geen uitzondering als zij zegt: “In een vrije markt bepaalt de overheid niet langer wanneer een centrale vervangen zal worden. Dat doen de bedrijven zelf op basis van bedrijfseconomische afwegingen. Zo hoort het ook. Ik kan me best voorstellen dat er ondernemers of consumenten zijn die het niet zo erg vinden dat er minder zekerheid is qua levering in ruil voor een vast lager tarief.”

Natuurlijk, als openbaar vervoer gratis was, dan zou je een vertraging nog wel door de vingers zien. Wie wel eens met de bus geweest is in een minder ontwikkeld land, weet dat het geen drol kost, maar neemt de ongemakken van slecht materieel en onzekere dienstregelingen alleen voor lief omdat het vakantie is. Het wordt al anders als je op tijd op een vliegveld moet zijn voor je charter naar huis. Thuis, waar alles volgens de klok geregeld is, wil je dat er altijd goed drinkwater uit de kraan komt, dat je diepvriesspullen niet ontdooien, dat je waterleiding niet bevriest, dat je trein op tijd is. Jorritsma praat er maar makkelijk over. Ik wil haar wel eens horen als ze met kouwe erwtensoep zit en een huis vol volk bij de Elfstedentocht.

Als het kan moet je het willen. Het is eerder andersom: waar een wil is, is een weg. Laat de vrije jongens maar eens hun gang gaan. Hoe vindingrijk zijn ze niet als de kapitalen lonken. Altijd wel een maas in de wet te vinden om eraan te komen. En bijna altijd de consument of de vereniging van consumenten, de overheid, die de pineut is. Zie de slimmigheden in Vinex-lokaties. De gemeente Utrecht loopt mogelijk 70 miljoen aan inkomsten mis omdat het enkele hectaren grond niet kan verwerven die nodig zijn voor de ontwikkeling van Leidse Rijn. De Wet Voorkeursrecht Gemeenten blijkt een lekje te bevatten: grondeigenaren in het gebied kunnen niet verplicht worden hun grond aan de gemeente te verkopen als zij zelf daarop een ontwikkelingsplan uitvoeren. Ook in Houten speelt dit verschijnsel. En dan hebben we het nog niet over de onhandigheden van de overheid waar de vrije jongens gretig misbruik van maken, zoals bij het geruchtmakende project aan De Slag. Gemiste inkomsten moeten in de exploitatie weer goed gemaakt worden, dus uit de portemonnee van de belastingbetaler.

Nee, als je wil dat niemand de kluit belazert, moet je zorgen dat het niet kan. En als iets kan is het nog maar de vraag of je het moet willen.

[september 1999]