Door op 10 april 1998

HANGEN

Ik trof het, de zaterdag voor de statenverkiezing. Toen ik bij de kraam in het win­kelcentrum kwam, waren twee jonge mannen juist in druk gesprek met de aanwezi­ge partijgenoten. Terwijl ik nog met de begroeting bezig was, kwam hun gesprek op de Bijlmerenquête en de verantwoordelijke ministers op Verkeer en Waterstaat. Toen May Weggen, nu Netelenbos. Bij de laatste naam schoot de jongeman die aan het woord was, uit zijn slof en riep dat ze die moesten ophangen.

Opeens een heel ander onderwerp. Hij moest duidelijk even stoom afblazen. Na wat heen-en-weergepraat bleek dat hij kennelijk geïnfecteerd was door de stem­ming­makerij van de autolobby, aangevoerd door de ANWB, of liever: de directeur van de ANWB, Paul Nouwen. Het gewraakte rekeningrijden bleek hem namelijk niet eens persoonlijk aan te gaan. Hij gaf aan voor openbaar vervoer te zijn, maar het wel handig te vinden om een auto te hebben om op vrije dagen familie en vrien­den mee te bezoeken. Eigenlijk was hij alleen maar plaatsvervangend veront­waardigd over het idee van rekeningrijden of het betalen van een toeslag per gere­den kilometer. Hij woont in Houten, werkt in Utrecht en reist gewoon dagelijks met de trein op en neer.

Hij stelde herhaaldelijk, ook namens zijn vriend, dat hun politieke voorkeur niet bij CDA of VVD lag, al wisten ze het verder nog niet. Het was wel moeilijk om te kie­zen, vond hij. We bevalen in koor lijst 3 aan en riepen dat er onder geen voorwaar­de ministers dienden te worden gehangen, maar verder dan de bekentenis dat ze wel altijd gingen stemmen, kwam het toch niet.

Het is zonneklaar dat onze ministers, Netelenbos noch Pronk, er niet in geslaagd zijn hun ideeën bij iedereen goed over te brengen. Aan de ingezonden stukken in de bladen, waaronder het clubblad van de ANWB (waar ik ook lid van ben, hoewel steeds minder van harte, vooral nu ik medeplichtig gemaakt word aan de bedenke­lijk beargumenteerde tegenwerpingen van Nouwen), kun je aflezen dat veel mensen zich bij voorbaat aangerand voelen. Alsof hen de heilige koe zal worden afgeno­men, of tenminste tot melkkoe gedegradeerd.

Wat me zo stoort in de verhitte discussie, over maatregelen die de verkeersafwik­keling moeten verbeteren, is dat de tegenstanders het rijden in de spits blijkbaar als een soort dogma hebben aanvaard.

Als je mensen over werken hoort, zijn er maar weinig die een half-negen-tot-vijf­baan willen. Als het al geen uitdaging moet wezen, dan toch tenminste een baan met een flink stuk eigen verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid omvat in het algemeen ook het uitvoeren van een zeker takenpakket binnen een bepaalde tijd. In veel gevallen hoeft die bepaalde tijd niet per se tussen half negen en vijf te vallen. Vindt je baas van wel, dan hoef je dat toch niet voor zoete koek te slikken? Buiten de beroepsgroepen die door dienstroosters gebonden zijn aan vaste werk­tijden, zijn er heel wat mensen die de werkdag een uurtje zouden kunnen verschui­ven of zelfs hun werkplek verplaatsen. Beter dan hun energie te steken in het bestrij­den van overheidsmaatregelen, zouden ze die gebruiken voor het bedenken van oplossingen om zelf de file te mijden.

Een verkeersdeskundige op de tv hoorde ik onlangs betogen dat de meeste files ontstaan door een plotselinge toename van de drukte met maar enkele procenten. Als iedereen zonder ploegendienst een dag in de maand thuis zou kunnen werken, scheelt het misschien net dat beetje. Is alleen die proef met dat rekeningrijden voor niets geweest.

 

[maart 1998]