Door op 11 december 2000

HAAN

Het college heeft bij de commissie BOVO enkele vragen neergelegd in vervolg op de verklaring die op 7 november jl. aan de raad werd voorgelezen. De kern van de zaak werd weergegeven in de zin “Het werken aan de toekomst kan nog vrucht­baarder worden als onder het verleden een dikke streep kan worden gezet.” In de verklaring wordt erkend dat een goede samenwerking alleen groeit op basis van vertrouwen en dat voor herstel daarvan dossiers met een luchtje doorgelicht moe­ten worden.

De commissie BOVO mag nu een advies uitbrengen aan de hand van vragen als Wat zijn de meest belastende dossiers? Waar zoeken we naar? Wanneer moet het resultaat bekend zijn? Wat mag het onderzoek kosten?

Het college heeft in zijn verklaring al een dossier als voorbeeld genoemd: de grond­transactie Houtense Wetering 53, een interessant geval dat in het kort hierop neer­komt:

De gemeente Houten versmaadde destijds een te koop aangeboden kavel grond met opstallen, waarna een projectontwikkelaar het geheel kocht en gesplitst weer verkocht, waarbij Houten zich onmiddellijk ontfermde over het deel zonder de opstallen, overigens tegen een voor de gemeente schappelijke prijs. De andere delen worden gekocht door familieleden van de ambtenaar die eerst adviseerde de grond niet te verwerven, en de projectontwikkelaar. De projectontwikkelaar, naar men zegt een gelegenheids-bv die voor deze transactie werd opgericht door ook weer familie van de ambtenaar, heeft tenslotte het overblijvende deel van de grond verkocht. Dit zou zo’n kapitaal hebben opgebracht dat de familie nu kan rente­nieren.

Dit laatste was de teneur van wat erover in de pers kwam en waarover natuurlijk vragen gesteld werden aan het college. Ook in een interview op Radio M met de scheidende burgemeester De Jonge kwam het onderwerp aan de orde. De inter­viewer vroeg de burgemeester of niet de schijn gewekt was dat een ambtenaar zijn positie had gebruikt om zijn familie te bevoordelen. De burgemeester vond met nadruk dat er niets onwettigs gebeurd was: de gemeente had geen belang­stelling voor grond met een boerderij erop en de situatie was veranderd toen de gemeente een kavel zónder de opstallen werd aangeboden. Of de interviewer maar even wilde aantonen wat er dan niet integer aan was.

Met de nodige emotie vroeg de burgemeester in de loop van de discussie zelfs: Had de gemeente die grond dan wél meteen moeten kopen? Was dát integer geweest? Vervolgens werd de interviewer te verstaan gegeven dat de gemeente dus goed gehandeld had en als er al sprake was van bedenkelijke praktijken, dan moest hij daarvoor bij de familie Haan zijn. Leuk voor de familie Haan, zo’n uitspraak.

Leuk of niet, men vond toen dat er een luchtje aan zat en inmiddels stinkt het nóg. Zo erg zelfs dat ik al heb gehoord dat er mensen zijn die vinden dat de sculptuur van de haan, geplaatst ter ere van onze vroegere gemeentesecretaris en later de facto directeur grondzaken, uit het Imkerspark verwijderd moet worden.

De gemeente had de commotie wellicht simpel kunnen voorkomen: de Wet Voor­keursrecht Gemeenten stelt namelijk niet de verplichting om de aangeboden kavel in zijn geheel te kopen. De eigenaar beslist wat hij aanbiedt. Als de eigenaar zijn hele grondbezit ongedeeld aanbiedt, kan de gemeente inderdaad van de koop afzien. Dus: was de eigenaar in eerste instantie bereid om de gemeente alleen het deel aan te bieden dat zij wilde verwerven? Die vraag had meteen aan de orde moeten komen toen de gemeente ter verantwoording geroepen werd. Dat had veel tijd en moeite kunnen schelen.

Natuurlijk moet die vraag alsnog gesteld worden. Het antwoord is mijns inziens ook bepalend voor de beslissing om de haan te verwijderen.

 

[december 2000]