Door op 26 mei 1992

DAAROM

Onder de titel “De meesters van de macht” beschrijft Derk-Jan Eppink in NRC-Handelsblad van 23 mei j.l. hoe binnen de kringen van het CDA aan de macht wordt gewerkt. En heus niet stiekem, hoor: behalve bestuursgeil zijn de onder­vraagden ook nog tuk op hun naam in de krant.
De inleiding van het stuk luidt als volgt.
Elco Brinkman heeft de gepaste bestuurlijke stadia doorlopen om het roer van premier Lubbers over te nemen: directeur-generaal op het ministerie van binnenlandse zaken, minister van WVC, fractieleider in de Tweede Kamer. Een carrière volgens het handboek.
Brinkman is niet de enige; met 3.500 functies in de politiek is het CDA de grootste bestuurders­partij van Nederland. ‘We just run the country.*)’
.

Eppink gaat uitvoerig in op de noodzaak om voortdurend deze club op peil te hou­den. Elke vier jaar moet ongeveer een derde deel worden aangevuld. Er wordt gere­kru­teerd uit eigen gelederen: de CDA-leden, een slordige 120.000. “Gezelligheid staat voorop, een sfeer van ‘ongedwongen samenzijn’ waarin de leden elkaar leren kennen. (…) Zonder al te veel ophef en met veel finesse probeert de partij van “men­sen met politieke belangstelling” herkenbare CDA-politici in functie te maken.” Kernpunten zijn daarna: een gedegen opleiding, politieke vorming met 10 uur huis­werk per week, en vooral netwerken van clubs, organisaties en instituten, zoals CDJA, NCW, CBTB, VNG en CNV. Het wérkt.

Een negatieve samenvatting van dit alles zou ik willen geven met het woord vriend­jespolitiek. Dat woord, dat begrip heb ik vanaf mijn vroegste jeugd leren wantrou­wen: daar deed je niet aan mee, want je betekende pas wat als je op eigen kracht wat geworden was.
In zo’n klimaat van trots en vechtlust zijn veel socialisten opgegroeid. Al was het socialisme vaak bijna religieus, het ging om de méns, om het verheffen van de mens tot een onafhankelijk individu met eigen inzichten. Vriendjespolitiek en kruiwagens zijn hiermee in tegenspraak, want het verlenen van gunsten maakt mensen afhan­ke­lijk.

Een scherpe tegenstelling met de geborgen kweekvijversfeer die uit het artikel van Epping spreekt, is de teneur van het stukje in de Volkskrant van 9 juni over de jubileumbijeenkomst van de Jonge Socialisten, tweede Pinksterdag.
Dát is gelukt: dat mensen in de socialistische hoek tot onafhankelijke individuen zijn gewor­den, met eigen inzichten. Wat ik er jammer genoeg vaak wél bij proef is een soort weerzin tegen macht: we zijn mondig en laten ons niets opdringen en al zijn we betweters – we willen graag de wet formuleren -, als we gezegd hebben wat we willen, dan gaan we het liefst weer door met ons eigen werk. Juist díe houding speelt ons parten: het CDA heeft mensen die willen besturen óm het besturen, om de macht. Dat is niks voor individualisten met een eigen mening.

Gelukkig hebben we in de PvdA ook nog wel mensen die willen besturen en de partij heeft ook wel haar vormingscentra, maar dat begin, het wekken van belang­stelling, daar hebben we zo’n moeite mee. Geloof ik.
Dáárom ook wil het niet zo erg met de publieke opinie over de PvdA. Dat móet gevolgen hebben voor de macht van de partij.

[mei 1992]

 

*) CDA TweedeKamerlid Van Iersel tijdens een reis in Japan