Door op 25 maart 2006

AMBTSGEBED

Toen ik eind jaren 70 in Houten kwam wonen, werd de politiek gedomineerd door de confessionele partijen. Wat heet? Het CDA had hier de absolute meerderheid!

In de loop der jaren drong het tot me door dat bij die confessionele dominantie altijd had gehoord dat in de vergaderingen van de gemeenteraad het “ambtsgebed” werd uitgesproken. Zolang de meerderheid van de raadsleden mee bad, leek me dat niet zo’n onoverkomelijk bezwaar. Tenslotte had ik bij mijn buitenkerkelijke opvoe­ding ook geleerd dat er mensen waren die voor het eten wilden bidden en dat je die daar de gelegenheid voor moest geven en even je kop houden. “Wenst er nog iemand een ogenblik stilte?” Niet hetzelfde als een ambtsgebed, maar toch.

Goed, het ambtsgebed was dus een traditie in Houten en alles went.

Met Houten groeide het aantal raadsleden en werd het ambtsgebed steeds minder vanzelfsprekend. Er kwamen steeds meer raadsleden die niet mee baden en later kregen we ook nog een burgemeester die staande de gebedstekst van papier oplas, waardoor het zelfs wat potsierlijk overkwam. Je begon je af te vragen hoe lang het nog zou duren tot iemand met een voorstel komen zou om het ambtsgebed maar af te schaffen en het bidden buiten de muren van de raadszaal te laten doen door wie dat zinvol vindt. Dat moment leek tijdens de afgelopen zittingsperiode zeer nabij en het zou weinigen verbaasd hebben als dat voorstel er nu, bij de aanvang van de nieuwe periode was gekomen.

Het liep anders. Een van de weinige Houtenaren met een islamitische achtergrond werd voor de PvdA in de nieuwe raad gekozen. Hij heeft zuivere ideeën over de scheiding tussen kerk en staat en vindt dat hij om die reden niet bij zo’n officieel getinte religieuze uiting als het ambtsgebed aanwezig zou moeten zijn. Om nie­mand voor het hoofd te stoten overlegde hij met de fractie en met de burgemeester hoe dit het beste in het vat gegoten kon worden. Aanschuiven na het openings­ge­bed en een korte schorsing om voorafgaand aan het sluitingsgebed de zaal te kun­nen verlaten, leek een hanteerbare oplossing.

Al kort na het sluiten van de vergadering ter installatie van de nieuwe raad trof ik Abdallah met een oud-raadslid in discussie over zijn handelen. Ik viel er middenin op het moment dat de gesprekspartner het had over geloven, traditie en respect. Ik kreeg de indruk dat deze, zelf belijdend gelovig, zich min of meer beledigd had gevoeld.

Het is ook leerzaam om te ervaren hoe Abdallah’s besluit, niet bij het ambtsgebed aanwezig te zijn, op de buitenwereld is overgekomen.

Ik citeer enkele reacties van het Bewonersplein, daar geplaatst voordat werd “beslo­ten deze discussie te verwijderen en te sluiten wegens uitspraken en opmerkingen die als discriminerend opgevat kunnen worden.”

“Mouahbi wil hiermee een fundamentele discussie over het ambtsgebed afdwingen.

Het liefst schaft hij het ambtsgebed helemaal af. Het is jaren lang in Houten uitge­spro­ken. En dat hoort bij de gebruiken en normen en waarden van Houten. Als hij zich hierin niet kan vinden dan moet hij zijn plaats maar afstaan, aan een ander die dat wel wil handhaven. ­Er valt voor hem hier niets af te dwingen.”

“Ik ben tegen het ambtsgebed, maar vind het niet getuigen van respect dat je de vergadering verlaat. Dat er kennelijk nu wel afspraken zijn te maken met de voor­zitter van de raad, geeft mijn het gevoel dat er wordt gemeten met twee maten.”

“Dat gebed is onderdeel van de traditie van ons land. En dat moet zo blijven. En als meneer Mouahbi daar niet tegen kan, dan gaat ie maar weg.”

Ik sprak later iemand die zich opgewonden afvroeg waarom “die moslims” altijd zo agressief doen over hun geloof. Hoewel hij verder niets met religie heeft, was de “actie” van Abdallah hem in het verkeerde keelgat geschoten.

Een kennis uit het landelijke Bennekom had het bericht in de krant gelezen met het commentaar dat dit “weer eens bewees hoe weinig flexibel die moslims zijn”. Hij was het er nog mee eens ook!

Hoewel er in een voorafgaande fractievergadering geprobeerd is de kwestie van alle kanten te belichten, blijkt achteraf dat er ook in ons jarenlang “onbedreigde”, nog altijd vrijwel “witte” Houten krampachtiger op is gereageerd dan we dachten.

Hoe komt dat toch? Lijkt de bedreiging in Houten soms groter dan in de grote steden door het plotselinge besef dat allochtonen en hun afstammelingen niet alleen maar daar voorkomen? Is de veelgeprezen Nederlandse tolerantie alleen maar bestemd voor de mensen in die groep die zich nederig genoeg gedragen en slaafs alles nadoen wat wij ook altijd gedaan hebben? Zoals jarenlang geduldig afwachten tot het ‘amen’ uitgesproken is, in plaats van nou eens aan de orde te stellen of zo’n gebed nog wel past in onze gemeenteraad?

Wat zouden de reacties geweest zijn als een principieel, “wit” raadslid, nieuw in de Houtense raad, hetzelfde gedaan had?

 

[maart-april 2006]

 

Waar ben je naar op zoek?